De Olijfboom

De maan is driekwart en schijnt helder, dwars door de uitstaande takken van de grote olijfboom. Een gele nimbus die om de maan hangt en het dichte gebladerte, temperen de hoeveelheid licht. Desondanks is het genoeg om de groenzilveren olijfbladeren die het dichtst bij me ritselen, te onderscheiden van de zwaar geworden vruchten zelf. De takken verder weg tekenen zich nauwelijks af tegen de donkerblauwe nacht.

Ik rook sloom mijn sigaartje, achterover geleund in de witte rotan stoel. In de verte hoor ik het zachte gebrom van de pomp van het zwembad, maar verder is het doodstil. Ik hoor zelfs geen krekels.

Mijn gedachten zweven ergens de ruimte in, reiken naar de sterren en daarachter. 

De ruimte heeft mijn aandacht, de onbegrensde eindeloosheid trekt me aan. Gewichtloos, zo stel ik me het voor. ‘Zouden alle zware dingen gewichtloos worden?’ vraag ik me af. ‘Ook mijn zware gedachten?’ Ik fantaseer dat ik gewichtloos en vrij, dwars door de grillige takken, zorgeloos door deze oneindigheid kan blijven zweven. In de ruimte waar de maan en de zon op dezelfde plek tegelijkertijd schijnen. 

In het duister in onze kamer luister ik als altijd naar je ademhalen. Een mantra van onschuldige slaap, die me veiligheid en vertrouwdheid biedt. Het geeft me focus, zodat ik niet naar mijn eigen zwaarte hoef te luisteren. Desondanks gaan mijn emoties met me op de loop. En vraag ik me duizend vragen telkens opnieuw af, herhaal ik duizendmaal mijn eigen geschiedenis, in een vruchteloze poging antwoorden te vinden op vragen die geen antwoord kennen, net zolang tot ik in slaap verdwijn.

 

Het komt allemaal neer op de kwestie hoe het bestaat dat ik van Begeerd maar niet Geliefd ben getransformeerd naar Geliefd maar niet Begeerd. Een tergend wederkerend thema, dat met me meereist in de tijd. Kan zoiets bestaan, echte liefde met lust, in de gewichtloze en tijdloze ruimte, waar fysieke en emotionele beperkingen in mijn fantasie geen rol spelen? Ben ik er toe in staat, in pure vriendschap en onvoorwaardelijke liefde, begerenswaardig te blijven? Meer dan beste vrienden te zijn, maar ook de minnares?

 

Het is een onrustige nacht. Om de twee uur ben ik wakker, van de pijn, omdat ik moet plassen, omdat je zo strak tegen me aan ligt dat ik niet kan bewegen en ik mijn pijnlijke lijf moet veranderen van positie, omdat mijn hele lijf schreeuwt om verlossing. Verlossing van mijn eigen pijn en mijn eigen begeerte. 

 

En als ik dan wakker ben, zie ik zelfs met mijn ogen open ons begin van onze tijdreis voor me. Hoe we ons dorstig aan elkaar laafden, hoe we bezweet en moe en voor even niet eenzaam de begeerte hadden terug veroverd. Hoe je met je ogen in de mijne vastgeklonken niet meer kon stoppen en over mijn voeten, mijn buik of mijn korset heen spoot. Hoe ik kronkelde onder je vaardige vingers, hoe ik eindeloos jouw kloppend hart in mijn mond nam en ik het leven in mijn hart voelde schieten, hoe we op jouw bank in de schaduw van de nacht eindeloos elkaar verkenden, hongerig om alles van elkaar te proeven en voelen en zien. Gewichtloos, zonder pijn, voor korte momenten, floating in space. 

Als ik door het kleine hoge raam de nachtblauwe lucht zie verkleuren in een lichtgele gloed en de vogels de dag aankondigen, sta ik moeizaam op. Mijn pijnlijke been wil niets en moet ik met mijn handen naast het bed zetten. De eerste stap voelt als een gloeiende ijzeren staaf tot onder aan mijn voetzool. Het is mijn bekende vijand die ik iedere seconde van de dag probeer te bedwingen, van uur tot uur meer of minder succesvol. Zonder te bukken vind ik mijn slippers, gooi mijn lange hemd over mijn hoofd en schuifel naar buiten.

 

De maan is bleek en vaag en wordt zacht doch beslist weggeduwd door de opkomende zon, die het glooiende landschap in nieuwe kleuren legt. Ze zijn er heel even  tegelijk, als communicerende vaten. In de verte hoor ik honden blaffen. De grote olijfboom staat nog op dezelfde plek. Door het veranderende licht lijkt het toch een andere boom dan vannacht.

 

In mijn rondje op het ontwakende land, komt Poes me vergezellen. We zeggen niets, maar waarderen elkaars nabijheid. Ik bedenk me, dat alles hetzelfde is als in de nacht, maar dat het perspectief van licht dit alles omtovert naar een nieuwe wereld. En ik begrijp ineens dat mijn ziel haar eigen zon en maan is, dat ik mijn liefde en lust elkaar laat verdringen en dat gewichtloosheid een kwestie is van een kort moment in tijd. Een dagelijks interbellum. 

Liefde en Lust, de zon en de maan, zwaartekracht en gewichtloosheid. Het bestaat, allemaal, en ook voor even tegelijkertijd. Ik heb alleen niet de vaardigheid om dat gewichtloze moment vast te houden, het glipt door mijn handen als een onvermijdelijk proces. In mij borrelt een weltschmerz die ik diep in mijn hart opberg.

 

Ik heb altijd al teveel gewild. Ik ben nu bij je in het licht en onze liefde is rijk. Precies zoals ik ooit droomde. En toch verlang ik ook naar de gewichtloze nachten, in onze eigen space, waar de lust helder scheen als de maan door de takken van de olijfboom en de ochtend alles als een droom weer verdrong en ik juist verlangde naar het moment met jou in het licht te staan. Een ander perspectief, dezelfde weltschmerz.

 

Het duurt nog zeker een uur voor jij wakker bent. ‘Rough night?’vraag je bezorgd. Ik knik. ‘Gaat weer wat beter nu,’ zeg ik. We lopen naar buiten en roken samen een sigaartje.

‘Dit mooie landschap, deze heerlijke stilte. Dit is rijkdom,’ denk ik hardop. Mijn hart vloeit over.

Je omhelst me, in een kort moment van gewichtloosheid.

 

Reactie schrijven

Commentaren: 0