Het laatste oordeel

Zijn lichaam ligt warm tegen me aan, zacht en mooi. Ik denk aan wat Bowie ooit zei: ‘the hardest thing I ever did was allow myself to be loved.’

 

 

 

 

Naar Parijs gaan staat al jaren weer op mijn bucketlist. Ik ben al vaker geweest, best vaak eigenlijk. Maar dat was in een ander tijdperk, met een andere bucketlist en een ander soort leven. Ik wil naar Parijs zoals ik nu ben, in mijn eentje. Ik zoek verschoning van mijzelf en verbinding met mijn lief. Ik verlang naar verzoening met de domme keuzes die ik in het verleden maakte, keuzes die vooral tijdens mijn Parijse avonturen zijn begonnen.

 

Met deze grote wensen zit ik eindelijk in de trein. Ik heb nog geen vastomlijnd plan heb hoe lang ik zal blijven maar heb niet veel bij me: een weekendtas en een rugzakje met mijn laptop, een roze notitieboek, een camera die zowel kan filmen als fotograferen en twee boeken. Terwijl ik naar het kleurloze landschap kijk, overdenk ik mijn zonden. Het zijn er veel. Zo veel dat ik geen grip krijg op mijn gedachten en alleen flarden van allerlei lastige momenten waarop het fout ging door mijn brein razen zonder chronologische volgorde. Hoe verder ik reis, hoe dieper ik ga en hoe meer details mijn eerdere gevoel ‘dat ik eindelijk iets doe’ belagen. Het gaat goed met mij, waarom blijft er dan een grote zwarte vlek aan mij kleven, een zwarte vlek van bezoedeling die ik niet kwijt raak? Zoek ik purificatie? Vergeving? Rechtvaardiging? Van wie en waarvoor? Wat of wie staat de verbinding met Liefde en Lust telkenmale in de weg? En wie velt eigenlijk dat Oordeel van Zonde over mij?  In mijn notitieboek schijf ik dit met grote letters op de eerste maagdelijke pagina.


Het hotelletje dat ik heb geboekt vlakbij Gare du Nord ziet er beter uit dan ik had verwacht. Ik herinner mij de groezelige doorzak-bedden waar ik als 17-jarige stoned en dronken inkroop. Met een wc en douche op de gang. Plaatsen waar je niet dood gevonden wilde worden.
Mijn kamer nu is licht en modern, voorzien van een grote witte plank die moet dienen als kitchenette en heeft een eigen douche. Het bed heeft knisperend schone lakens en is comfortabel. Het is al laat en ik zet mijn gedachten uit als ik erin kruip.


Flasback: Mijn beste vriend, die homo is, en ik slapen in dezelfde kamer. We brengen de hele avond door op de trappen van de Sacre Coeur, omringd door travellers, wannabee hippies, straatmuzikanten, illegalen die een korte toeristen-romance als ticket voor een gratis slaapplek zien en naïeve toeristen zoals hij en ik die denken dat dit de vrijheid is die ze zoeken.
We nemen allebei iemand mee naar het hotel, knappe Tunesiërs die alleen maar een bed willen en de betekenis van liefde zijn vergeten. Geen lieve woordjes. Geen warme strelende handen. Gewoon een neukpartij met een levenloos orgasme dat fysiek verlichting geeft, maar waar niemand mentale bevrediging in vindt, als eindstation van de nacht. In de ochtend voel ik me smerig en beschaamd. 


De dagen die volgen besteed ik aan het bezoeken en fotograferen van grote monumenten, avenues en musea. De pleinen in Parijs lichten op in de voorjaarszon en ik laveer tussen de oppervlakkigheid van de lieflijke taferelen en de bittere waarheden van een wereldstad. De dagen rijgen zich aaneen. Ontbijten doe ik in de eenvoudige maar verder prima eetzaal van het hotel, tussen de middag eet ik een stokbroodje met een of andere kaas op een pleintje en voor het diner schuif ik aan in kleine bistro’s die verborgen liggen in de straatjes in Quartier Latin, waar het bohemien leven nog enige relevantie lijkt te hebben. Op de vierde dag realiseer ik me dat ik mezelf aangenaam verpoos, maar helemaal niets bereik. Ik ben slechts een willekeurige toeristje met een camera, betekenisloos als een mier. Ik word er ineens verdrietig van. En moe. Zuchtend open ik de kaart waarop de bezienswaardigheden van de stad staan gemarkeerd en zoek naar aanknopingspunten om mijn verblijf hier zingeving te geven.


Flashback: Mijn oudtante, met wie ik regelmatig door Rotterdam wandel, en ik staan voor een etalage met sexy jurkjes. Ik vertel haar van het feestje waar ik naar toe zal gaan met een nieuwe vlam. ‘Weer een nieuwe vlam? Weet je dat wij vroeger meisjes met meerdere vriendjes een afgelikte boterham noemden? Niemand die gezond wil eten, neemt een door een ander afgelikte boterham.’
Ik koop het jurkje niet, neuk mijn nieuwe vlam de vergetelheid in op zaterdagavond en ga die zondag naar de kerk om genezing te vinden van mijn eeuwig brandende kruis. Ik wil geen afgelikte boterham zijn, maar God biedt me geen ander antwoord dan dat ik mijn verlangens moet beteugelen en dat is nu precies wat me niet lukt. Ik worstel met mijn lust en verlies diezelfde zondagavond wederom de strijd door uit te gaan en een willekeurig lekker lichaam mee naar huis te nemen.  Nog voor ik naar college moet gooi ik hem mijn huis weer uit. Ik ben boos. Op God, op mezelf en op de warme vrouw tussen mijn benen die zo eeuwig om bevrediging vraagt. Op weg naar Leiden hoor ik in de cadans van de trein dat ik een afgelikte boterham ben, voor wie de romantische liefde voor altijd onbereikbaar blijft. Eigen schuld, ik ben een slechte zondares, voor afgelikte boterhammen bestaat de liefde niet.


De kaart markeert allerlei plaatsen waar ik ooit ben geweest. En aan iedere plaats kleeft een soort herinnering. Sommige herinneringen zijn wel fijn, maar bij de meesten knijpt mijn hart zich samen. Bij mijn tweede kopje chocolade begint het me pas te dagen: er is niets nieuws, niets dat ik wil zien en niets dat ik nog niet gezien heb. En juist daarom moet ik het gaan zien. Ik moet naar alle plaatsen waar ik mijn zonden heb begaan. Niets is nieuw in deze wereld, behalve hoe ik er naar kijk. Denk ik. Misschien moet ik naar deze plaatsen kijken alsof ik in de spiegel kijk en net zolang kijken tot ik ook vreugde zie. Net zolang tot ik verlossing voel van de steen waar ik nog steeds onderkruip als ik lijd aan mijn eigen wezen.


Flashback: nog niet eens zo heel lang geleden, na de beeldenstorm van mijn totaal geflopte huwelijk en middenin een onbereikbare verliefdheid, was ik in Parijs met een minnaar. Hij was fotograaf en lief voor mij, al was het oppervlakkig. Hij vertaalde mijn lijden aan de zonde in een hunkering naar pijn en straf zonder daar een oordeel over te hebben. Hij bood me geen liefde en geen genezing, alleen verlichting. We beklommen de trappen van de Sacre Coeur. Terwijl ik van bovenaan naar beneden keek, zag ik mezelf weer zitten op een van de treden 32 jaar eerder en slikte mijn gruwel weg.
In de avond in de kleine hotelkamer ergens in de suburbs bond hij mij bij mijn enkels vast aan een spreidstang en zette hij mijn handen vast met rood touw aan de rand van een hoge kastdeur. Op bed zat hij naar me te kijken en nam af en toe een foto. Ik voelde me hoogst ongemakkelijk en maakte me zorgen om onzinnige zaken zoals putjes in mijn benen. Voor zover er ontsnapping mogelijk was zonder zijn toestemming, wilde ik ook niet ontsnappen. Ik wilde daar naakt en kwetsbaar staan en willoos zijn overgeleverd aan de lusten van een ander, niet die van mij.
Ik kreeg een blinddoek om. Zacht streelde hij mijn rug en liet zijn warme handen over mijn billen glijden. Ik had het koud, mijn handen begonnen bloedeloos gevoelloos te worden en mijn benen trilden van de onnatuurlijke positie. ‘Raak me aan,’ fluisterde ik toen hij zijn handen wegtrok en de warme aandacht mij verliet.
‘Dat zou je wel willen,’ zei hij. Ik hoorde hoe hij iets tevoorschijn haalde en liet kletsen op lakens.
‘You ‘ll be sorry what you asked for.’ De eerste slag was niet eens pijnlijk, ik schrok alleen verschrikkelijk van de koude tentakels van de karwats. Langzaam voerde hij het tempo op, iedere slag een beetje harder, iedere slag een beetje meer. Ondanks mijn fysieke beperkingen kronkelde ik onder de aanrakingen van het leer. Vooral de slagen aan de binnenkant van mijn dijen en op de kwetsbare huid van mijn taille deden me huiveren. Uiteindelijk deed het zo’n pijn dat ik moest huilen. Hij pauzeerde even om foto’s te nemen. Ik stond niet meer, maar hing pijnlijk aan mijn handen en voelde me totaal niemand meer.
‘Meer,’ fluisterde ik. Ik voelde zijn adem naast mijn oor. ‘Wat meer?’ fluisterde hij.
‘Sla het kwaad eruit, meer, geef me meer, raak me aan, alsjeblieft,’ snikte ik.

De regen van slagen die volgden brachten me op een plaats in mijn ziel die ik lang niet had betreden. Alles was er donker en ik was er alleen. Een kleine enclave waar ik wellustig kon zijn en zondig zijn iets goeds was. Er waren geen spiegels en geen stemmen, er was alleen mijn gevoel. Van heel dicht bij mezelf en van niemand anders. Voor even was ik gelukkig. Voor even gaf ik me over.


‘Finally fuckable,’ zei hij terwijl hij zijn werk bekeek. Geroutineerd maakte hij me los, gooide me op bed en neukte me in iedere opening van mijn lichaam. Mijn orgasme leek groter dan ikzelf was. In het ochtendgloren brandden mijn huid en mijn ziel. Zelfs plassen deed zeer. Op het toilet dacht ik aan mijn vader, dat hij voor me zou bidden als hij me nu zou zien. Bidden om vergeving voor de zondige vrouw, die niet genoeg zelfbeheersing heeft om in de hemel te komen. Ik veegde zacht alle lichaamssappen van me af en spoelde de bevrijding van de nacht mee de duistere riolen in.

 

Ik sta weer op dezelfde plek, bovenaan de trappen van de Sacre Coeur. Ik kijk naar beneden. Er zitten meisjes van 17 jaar, die vol adoratie opkijken naar jongens met tattoos en lang haar die een nummertje wegspelen op gitaren en bongos. ‘Toen ik hen was, toen ik jaren later hier met de fotograaf was,’ suist het door mijn brein. Het aloude brandende verlangen dat me nooit heeft verlaten knaagt aan het licht in mijn hart.
‘Misschien ben ik wel verslaafd aan lijden,’ denk ik, ‘en heb ik geen idee wat ik met geluk aan moet. Misschien wil ik nog steeds de goedkeuring van mijn vader en van God (zijn die twee niet hetzelfde?). Misschien zoek ik nog steeds de erkenning dat lustigheid iets moois is voor ik verder kan.’
Ik wil af van de schuld en de zonde die ik ervaar als ik meer lust heb dan me lief is, als ik in de file zit te masturberen, als ik verlangend in de nacht naast mijn slapende liefste lig te draaien omdat ik van geilheid geen oog dichtdoe. Ik wil trots zijn op dat meisje van 17 dat ging halen wat ze nodig had en zich liet neuken om zichzelf te voelen. Ik wil me kunnen verbinden met geluk zoals ik ben, zonder mezelf af te snijden van de donkere plaatsen in mijn ziel als ik in het daglicht sta.


Uren sta ik tot aan de late middagzon. Meisjes van 17 komen en gaan. Donkere immigranten bieden hun koopwaar aan. Travellers zoeken hun prooi voor de avond voor een bed. Enkele clochards rommelen in de uitpuilende prullenbakken op zoek naar een avondmaaltje. Ik sta en ik kijk tot mijn voeten en ogen branden en ik verander in mijn eigen steen, als de vrouw van Lot.


Achter mij verlicht de ondergaande zon de onverstoorbare Sacre Coeur. Pas als ik me omdraai besef ik de ironie dat ik voor een kerk sta. Zwijgend ziet zij neer op al het zondige leven dat zich al eeuwen lang op haar trappen afspeelt en voel ik haar oordelende ogen op me rusten. Vervuld van reddeloosheid staar ik terug.
Onder een van de grote bogen van de enorme deuren staat een man met een kartonnen bord aan een touwtje om zijn nek. Aan zijn verwilderde haar en gescheurde smerige kleding te zien woont hij in de straten van de meedogenloze stad.  Misschien heeft hij er net zo lang gestaan als ik. Ik heb hem in ieder geval tot nu toe niet gezien omdat hij achter me staat. Hij kijkt met priemende bruine ogen naar iedere voorbijganger en wijst dan met zijn groezelige handen naar zijn kartonnen bord. Ik knijp mijn ogen samen om de priegelige tekst te lezen:


‘Forgiveness is the final frontier of the Self.
The final judgment Yours.’

 

‘Ik vind je mooi als je zo heftig komt,’ zegt mijn liefste vol bewondering, ‘ik hou van jou’.
 Zijn lichaam ligt warm tegen me aan, zacht en mooi. Ik denk aan wat Bowie ooit zei: ‘the hardest thing I ever did was allow myself to be loved.’
Ik hoor aan zijn ademen dat hij langzaam in slaap valt. Het is donker en ook mijn ogen vallen dicht.
Vlak voordat ik verdrink in zijn liefdevolle veiligheid, begrijp ik ineens dat het Laatste Oordeel inderdaad het Mijne is.

Reactie schrijven

Commentaren: 3
  • #1

    Jor Adam (zondag, 24 november 2019 12:39)

    Liza, je maakt me sprakeloos. Gruwelijk, schitterend, meeslepend, grandioos mooi.

  • #2

    Marie Rebelle (maandag, 25 november 2019 13:59)

    Oh Liza, dit is zo verschrikkelijk mooi. Ik zit hier met tranen in mijn ogen. Mijn god, wat kan je mooi schrijven! xox

  • #3

    Halima (zondag, 01 december 2019 18:31)

    Wat een prachtig verhaal en wat zit er veel herkenbaars in... dank je wel...