Het Billenlied

Op 24 maart 2018 is de volgende Prikkelzinnen, de feedback bijeenkomst van EroScripta. Het thema deze keer, 'De Tuin der Lusten' van Jeroen Bosch, gaf me een overvloed aan inspiratie. Ik heb geschreven over een unieke scene, die de kunstwetenschappers al heel lang bezig houden: Het Billenlied op het rechterpaneel 'De Hel'. Het is misschien wel het meest vreemde verhaal dat ik ooit schreef :). Enjoy!

Godewijne luistert met aandacht naar de voordracht van professor Diecken. Op het scherm achter hem staat levensgroot het drieluik van Jheronymus Bosch geprojecteerd, tenminste, delen daarvan. Via zijn laptop verschuift hij iedere keer de focus op het scherm en licht er een ander deel op.  Het voorpaneel met de lege wereld, het linkerpaneel met de paradijstuin met de schepping van Adam en Eva en het middenpaneel met de lustige tuin vol van zonden zijn al gepasseerd. Haar aandacht wordt pas echt getrokken door het rechterpaneel van de Hel, als een logisch vervolg op de schaamteloze orgie in de tuin. De stem van professor Diekcen is vlak, maar Godewijne voelt zijn enthousiasme in de verhulde uitdaging die hij voor zijn studenten neerlegt als hij een tafereel uit het Helpaneel laat oplichten en nog verder uitvergroot:

 

‘Op de kont van deze zondaar, die verpletterd wordt door een luit, staat een notenbalk getatoeerd (met de rode punt van de laserpen omcirkelt hij de betreffende scene). De notenbalk bevat vier regels in plaats van de vijf die wij nu gebruiken. De noten zijn enkelvoudig en van gelijke toonlengte. Hedendaagse musici hebben deze noten ontcijferd en getranscribeerd naar de moderne notennotatie. Op internet kun je gemakkelijk deze melodie terugvinden en beluisteren (note to myself, noteert Godewijne, googlen). De melodie is zelf heel simpel en eenvoudig, alsof het de eerste toonladder is van een kind dat net noten heeft leren lezen. Enkele musici hebben zich echter eraan gewaagd een hele compositie te maken, een interpretatie als het ware van hoe het had kunnen klinken. (https://www.youtube.com/watch?v=OnrICy3Bc2U, verschijnt nu de adresregel in de projectie van het paneel op het grote scherm).

Het is volstrekt onbekend waarom deze melodie nu speciaal op deze kont is geschilderd en wat de kunstenaar Bosch hiermee bedoelde. Zijn anale fixatie, zo staat er in het Helpaneel ook een man met een fluit in zijn anus geduwd, speelt daarbij wellicht een rol. Ook is het volkomen ongewis of de noten willekeurig, zonder melodische intentie, zijn geschilderd of dat het een bestaand middeleeuws lied was. Dat de motieven van de schilder zo verborgen zijn gebleven, maakt het des te meer interessant om deze te onderzoeken.’  

 

De collegazaal is onrustig. Het is vrijdagmiddag, het laatste college van deze week voor de vakantie. Godewijne maakt zelf veel notities maar weet dat niet veel studenten dezelfde aandacht hebben die zij heeft. Geschiedenis van de kunst in de middeleeuwen is lang niet zo populair als de moderne kunst, weet ze, al snapt ze daar niets van want juist deze middeleeuwen, de tijd van de ontdekkingen en Erasmus en Leonardo da Vinci en Columbus, het ontwaken van het menselijk bewustzijn, maakt dat het voor Godewijne een opwindende tijd is.

Bijna teleurgesteld dat het college even later is afgelopen, klapt ze haar roze notitieboekje dicht en pakt haar tas in. Professor Diecken roept nog: ’Jullie paper verwacht ik over drie weken!’, koppelt zijn laptop ondertussen af en laat de studenten gelaten passeren.

‘Bedankt professor,’ zegt Godewijne als ze langs hem loopt richting de deur naar het weekend. ‘Ik heb oprecht genoten van uw uiteenzetting. Ik kijk er naar uit om mijn paper in de vakantie te starten!’

Professor Diecken kijkt haar wantrouwend aan, het is duidelijk van zijn gezicht af te lezen dat hij niet zeker is of ze hem in het ootje neemt of dat ze het meent.

‘Ik meen het,’ benadrukt Godewijne, ‘ik weet wel dat niet veel medestudenten dit een interessant onderwerp vinden, maar ik denk er zelfs over om van de controverses in de Tuin de Lusten mijn afstudeerscriptie te maken. ’

Zijn gezicht klaart op. ‘Mocht u dat serieus overwegen, aarzelt u dan niet contact met me op te nemen. Ik zal u graag begeleiden bij uw dissertatie,’ zegt hij en overhandigt haar zijn kaartje.

‘Zal ik zeker doen!’

 

In haar kleine studentenkamer is alles wat Godewijne nodig heeft aanwezig. Een twijfelaar met een extra dik matras, een kleine pantry met een magnetron en twee elektrische kookplaatjes. Ze poetst ook haar tanden bij de kleine wasbak. Verder staat er een groot licht bureau met haar laptop. Boven het bureau zijn vier boekenplanken gemonteerd, volgestouwd met boeken, klappers, dissertaties met een zwarte ringband en een foto van haar ouders en haar broer in een zilveren lijstje.

De muren zijn wit, er hangen geen posters aan de muur. De kamer is sober, er zijn geen planten of frutsels. Godewijne houdt daarvan, overzichtelijke en logische orde in het voor haar chaotische leven.

 

Ze zet wat water op in de waterkoker om een bakje instant noedelsoep te maken. Voor de nodige vitaminen snijdt ze er wat bosui en reepjes Chinese kool in. Meer heeft ze niet nodig, de warmte van de hete bouillon en de dikke zachte noedels zijn voldoende om haar honger te stillen. Ze plaatst een schoteltje op de bovenkant van het bakje om de noedels te laten weken, opent ondertussen haar laptop en tikt in de zoekbalk van Google ‘billenlied van Jheronymus Bosch’.  In 0,38 seconden heeft ze 89 hits. Na de commentaren van Wikipedia te hebben gelezen, doet ze haar oordopjes in en tikt de titel in die professor Diecken heeft gegeven in de zoekbalk (https://www.leverinktekst.nl/2014/02/18/billenlied/). Na een paar seconden hoort ze de eerste tonen van de melodie die al eeuwenlang om onbekende redenen op de kont van een middeleeuwse zondaar staat getatoeëerd.

 

Het instrument is een spinet. Godewijne kan eerst niet beslissen of dit een goede keuze is, een spinet bestond immers nog niet in die tijd. Toch geeft het wel een bepaalde sfeer die goed bij het middeleeuwse lijkt te passen. De blikkerige tonen volgen elkaar zonder rustmoment op, allemaal even lang en afgemeten. Het brengt haar in verwarring, van nature verlangen haar oren naar kleine nuances in toonlengte en intonatie, alsof de kleine pauzes die tussen de tonen vallen haar de tijd geven de eerdere maten te verwerken. Maar dit kleine muziekstuk gaat in één ruk door, het hoge tempo vormt een schril contrast met de eenvoud van het liedje, vindt Godewij. 

‘Kontliedje uit de hel’ staat er boven. Godewijne vindt de term billenlied mooier, zachter. 

 

De eenduidige tonen lijken niet echt op een melodie, vindt ze. Het is eerder een reeks van klanken die toevallig bij elkaar zijn gezet. Geen toonladder, het lijkt inderdaad op een oefening voor de vingerzetting voor een beginnende pianospeler. Maar, bedenkt ze, in die tijd bestonden er geen piano’s of spinetten en dus ook geen vingerzetting daarvoor. Het doet haar vermoeden dat de kunstenaar die Bosch is gewoon maar wat noten lukraak op de vier lijntjes heeft gegooid. Alsof hij zijn kwast met zwarte verf gewoon heeft uitgeschud en de zwarte vlekjes toevallig als noten daar terecht zijn gekomen.

Ze drukt op ‘replay’ en luistert nog een keer aandachtig. 

Weer hoort ze de losse klanken, monotoon in gelijke toonlengte. Toch heeft het iets fascinerends, iets in dit snoer van geluid wurmt zich door haar trommelvliezen en nestelt zich in haar brein. En dat zelfde iets verspreidt zich langzaam maar doeltreffend naar de rest van haar lichaam. Ze voelt de helse noten zich één voor één via haar aderen verspreiden.

 

Keer op keer speelt ze het deuntje af, tot ze de noten en de tonen ook onder haar voetzolen voelt kietelen. Door zo intens te luisteren naar het ‘Billenlied’, vergeet ze de tijd en de ruimte. Als haar mobiele telefoon gaat schrikt ze dan ook op, alsof ze vanuit een trance weer terugkeert naar de huidige realiteit.

‘Hé, waar ben je, ik zit al meer dan een half uur op je te wachten zusje,’ hoort ze de geïrriteerde stem van haar broer. Op de achtergrond klinkt het geroezemoes van een druk eetcafé op vrijdagavond in een studentenstad. Ze ziet voor zich hoe hij met zijn eeuwige gescheurde spijkerbroek en een afgedragen schipperstrui flirterig om zich heen staat te kijken terwijl hij met haar belt.

‘Sorry Karel, ik was helemaal de tijd vergeten, ik was bezig met wat denk ik dat het onderwerp wordt van mijn afstudeerscriptie.’

‘En je hebt vast en zeker al noedels op en zit nog in je kloffie en eigenlijk heb je nu geen zin meer om met mij iets te eten,’ vervolgt hij de conversatie. Godewijne gniffelt. ‘Je kent me te goed broer, maar ik ken jou ook goed genoeg om te weten dat je niet lang alleen zult zitten en je je nerdie zusje niet echt zult missen.’

‘Komt goed inderdaad!’ Karel groet haar kort en hangt pardoes op. Godewijne’s concentratie is onderbroken en ze neemt van de gelegenheid gebruik een hete douche te nemen. Ze wil graag met een leeg hoofd naar de compositie luisteren die jonge musici hebben gemaakt van het billenlied, dat al eeuwen op een zondige kont wacht op het einde der tijden.

 

Met een handdoek om haar hoofd en een dikke badstof badjas aan besluit ze eerst nog eens een close-up te bekijken van de op college besproken Hel-scène op het vierluik ‘De tuin der lusten’.  Hoe meer ze inzoomt op het scherm van haar laptop, hoe vreemder ze het beeld vindt en de bedoeling van de schilder onduidelijk is. De eigenaar van de kont is alleen voor de helft zichtbaar, zijn bovenlichaam zit verscholen onder een enorme luit die hem lijkt te verpletteren. Aan de andere kant van de luit ziet ze een tweede man, die behalve door de luit ook verzwolgen lijkt te worden door een enorm notenboek. De man kijkt heel benauwd en heft zijn hand op, wellicht smekend om hulp. Zijn pols wordt omvat door een klein monster, met enorme ogen en een brede mond met witte lippen die scherp afsteken tegen een donkerbruine huid. Het monster heeft wel iets weg van een man-kikker, denkt Godewijne. De verrukkelijke orgie die zich op het middenpaneel afspeelt, heeft plaatsgemaakt voor angst en verderf. Ze analyseert het beeld, maar kan geen directe betekenis geven aan wat ze ziet anders dan verderf. Niet aan het notenboek, niet aan de halve man die om hulp smeekt en wordt vastgehouden door een man-kikker en niet aan de halve man die ligt vastgeklemd onder de luit met een notenbalk op zijn kont. Voor zover het een intentionele verborgen boodschap is, Godewijne kan deze niet ontdekken en voelt zich gefrustreerd als de afstand tussen haar en het schilderij zich vergroot. Ze wil dichterbij, ze wil erin, in het hoofd van de schilder. Nog een keer kijkt ze naar de scene op het scherm van haar laptop.

 

Het is al drie uur in de nacht van vrijdag op zaterdag als ze de compositie op Youtube aanklikt. 

Om het hard te kunnen afspelen heeft ze haar oordopjes ingedaan. Zee heeft dikke sokken aangetrokken en is op de grond gaan liggen, plat op haar rug, om zich volledig te kunnen ontspannen en toch geconcentreerd te luisteren naar de interpretatie van de jonge muzikanten. Om zo min mogelijk te worden afgeleid door haar omgeving, heeft ze zelfs het licht uitgedaan.

Door zo lang naar de scene te kijken, heeft ze het idee dat ze iedere afzonderlijke noot in haar geheugen heeft geprent.  Ze heeft er 38 geteld, maar het zou nog kunnen dat enkele noten door de schaduw in de bilspleet zijn verzwolgen. Er zijn geen maten in vermeld, er is geen ritme aangegeven noch een crescendo of een sleutel. Gewoon achtendertig noten die achter elkaar, zonder logisch verband, op het doek zijn gepositioneerd. Als ze haar ogen dichtdoet, voelt ze de noten in haar voetzolen die ze eerder heeft geabsorbeerd door naar het liedje te luisteren.

 

De eerste tonen van de compositie zijn niet afkomstig van de noten van het billenlied. Het is een intro, een aankondiging van wat gaat komen. Godewijne kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er iets onheilspellend staat te gebeuren, al is de muziek eerder lieflijk dan dreigend. 

Dan hoort ze de eerste tonen die wel afkomstig zijn uit het ‘Kontlied uit de Hel’.

Zodra de klanken via haar oordopjes haar bewustzijn binnendringen, komen de noten die vanuit de simpele spinet-versie in haar voetzolen zijn gezakt in opstand. 

Het begint met een soort jeuk. Eerst denkt Godewijne nog dat het de sokken zijn die kriebelen, maar als snel voelt ze de grove ongepolijste noten pijnlijk onder haar huid omhoog kruipen en de binnengedrongen gestileerde noten van de compositie via de achterkant van haar nek naar beneden zakken. Godewijne voelt dit alles met een toenemend gevoel van paniek. Ze kan zich niet verzetten, ze kan hieraan niet ontsnappen. Er rest haar niets anders dan de ontmoeting tussen van de noten van de spinet en de tonen van de compositie te ondergaan.

Het neemt slechts een paar seconden in beslag voor de twee antagonisten elkaar in het midden van haar lichaam ontmoeten. In haar bekken vindt een kakofonisch treffen plaats. Godewijne weet dat het muziekstuk slechts een paar minuten duurt, maar iedere minuut lijkt wel een uur. Of is het dat ze ieder besef van tijd is kwijtgeraakt, hier op haar rug, in het donker op de koude vloer?

 

Als een verlamde, willoos overgegeven aan de helse middeleeuwse muziek, ligt ze daar in het midden van haar kamer. In haar bekken woedt een strijd die ze niet kan verklaren maar levensecht is. Zodra de melodie van achtendertig noten is afgelopen, begint ze weer opnieuw en opnieuw en opnieuw. Vanaf haar navel tot aan haar dijen, voelt ze de spinet-noten en de compositie-noten bewegen, tegen elkaar botsend, elkaar bestrijdend van noot tot noot. En hoewel de compositie-noten in de meerderheid zijn, zijn de zwarte onregelmatige vlekken van de spinet-noten te sterk om te wijken. 

 

Haar bekken wordt warm, iedere keer dat de melodie zichzelf opnieuw afspeelt wordt de gloed sterker. Het is een buitenaardse warmte die zich als een langzame olievlek in zout water door haar bekken verspreidt. Tussen haar dijen wordt het zweterig en plakkerig, Godewijne voelt hoe haar heupen mee beginnen te bewegen met de tonen van de melodie. De strijd wordt heftiger, intenser, de noten worden staccato en volgen elkaar steeds sneller op, opgezweept tot ze zijn aaneengesmeed tot een grote basale oerklank die haar bekken doet schokken.

Godewijne’s rug kromt zich, haar billen komen los van de grond en worden met kracht weer teruggesmeten in spasmes die ze zelf niet controleren kan.

Ze wil wanhopig haar oordopjes uitrukken, de klanken stoppen, maar dat lukt haar met geen mogelijkheid.  De trance die de muziek veroorzaakt doet haar lichaam in alle bochten wringen.

 

Achteraf heeft Godewijne geen idee hoe lang deze toestand heeft geduurd, hoeveel tijd er is verstreken. Ze weet niet eens of het werkelijk is gebeurd of dat het een hersenspinsel is geweest. Alles wat ze kan vertellen, is dat de oerklank van de aaneengesmede strijdende noten plotseling in een crescendo komt en de heftig springende noten onder haar huid samenklonteren en als een vuurbal worden afgeschoten.  Deze bal schiet vanuit haar navel naar haar kruis, wringt via haar clitoris naar buiten, duikt met kracht in haar vagina, penetreert haar dieper dan ze ooit heeft ervaren, schiet weer naar buiten om dan op te vlammen in haar anus. Godewijne schreeuwt, of in ieder geval, ze denkt dat zij schreeuwt.  Ze weet niet of het van pijn is of van genot. 

Als de vuurbal tot een soort verbranding komt, diep in haar anus, volgt een ontlading bij Godewijne die zo intens is dat het niet aards lijkt te zijn. Hoewel de bal zich in haar anus bevindt terwijl ze haar bekken op en neer op de grond slaat, is de explosie diep in haar lichaam voelbaar tot in haar haarwortels en teennagels. Was het een minuut, was het een uur, was het een eeuwigheid? Ze weet het niet, Godewijne weet niets meer.

 

De volgende ochtend wordt Godewijne koud en verstijfd wakker op de grond. Op haar digitale wekkertje staat met rode cijfers dat het half 7 in de ochtend is. Ze voelt zich wazig en gedesoriënteerd, maar weet op handen en voeten te komen en naar haar bed te kruipen. Diep onder de dekens valt ze wederom in een comateuze slaap tot vroeg in de middag.

 

Godewijne draait het kaartje van professor Diecken tussen haar vingers rond. Ze twijfelt of ze hem zal bellen. De afgelopen dagen zijn een bizarre aaneenschakeling geweest van gebeurtenissen en situaties waaraan Godewijne geen woorden weet te verbinden. Nadat ze zaterdag vroeg in de middag was wakker geworden en wat crackers met kaas had gegeten, wilde ze niets liever dan haar laptop weer openklappen en de hele verwarrende toestand van de avond ervoor opnieuw beleven. De chaos in haar hoofd en het niet kunnen duiden van wat er was gebeurd, maakte haar onrustig. Op de een of andere manier was de hele ervaring verschrikkelijk en tegelijk demonisch heerlijk geweest. Godewijne had het idee dat ze heel dichtbij de ontrafeling van de onbekende intenties van de schilder was gekomen en haar enige verlangen was om nog dichterbij te gaan, nog meer te worden opgenomen in het paneel. En hoewel ze had gevoeld dat het gevaarlijk was, had ze er geen weerstand aan kunnen bieden. De afgelopen dagen had zij hier in haar kamer op de grond gelegen. Ze had niet gedoucht en slechts het hoogst noodzakelijke gegeten en gedronken. Keer op keer had de vuurbal, als de noten tot een basale oerklank waren samengesmolten, door haar lichaam gezworven, haar doen kronkelen van pijnlijk genot en was deze tot explosie gekomen in haar anus. 

 

Ze kijkt weer naar het kaartje. Hoe gaat ze dit uitleggen aan professor Diecken? Hoe kan ze hier over schrijven in een paper? Ze besluit het er op te wagen en hem in vertrouwen te nemen. Tenslotte is hij een specialist op het gebied van Jheronymus Bosch en kent hij de scene, en de melodie, ongetwijfeld als geen ander.

‘Professor? U spreekt met Godewijne, vierdejaars. Ik heb de afgelopen dagen...intensief...naar de melodie van Bosch geluisterd en zou graag eens met u afspreken hoe nu verder te gaan met mijn afstudeerscriptie,’ zegt ze zo nuchter als ze kan. Zijn antwoord blaast haar omver.

‘Ah, de studente van laatst. Ik stel voor dat je naar mijn huis komt, als je dat geen bezwaar vindt tenminste. Ik heb een speciale kamer met een muziekinstallatie waarop de melodie staat voorgeprogrammeerd en je je niet kunt bezeren. Ik ben heel benieuwd hoe deze...ervaring...uhm, wordt ondergaan door een vrouw. En nog meer hoe het is om zo’n...ervaring...met twee mensen te ondergaan. Heb je al een idee van de motieven van de schilder?’

Reactie schrijven

Commentaren: 0