Naaktslakken

Ik hurk even neer, ik wil zien hoe die beestjes bewegen. Terwijl ik een beetje van ze griezel, zie ik plotseling hoe hun trage, slijmerige en samentrekkende lichamen een bepaalde geilheid oproepen.

 

 

Sinds ik het verhaal ‘Zico’ heb gelezen van Emanuel Claessens (uit De Kalahari Roos), heeft het uitlaten van de hondjes  ‘s ochtends vroeg een nieuwe dimensie gekregen. Van de week hebben zijn fantasieën over naaktslakken mij op een nieuw spoor gebracht.

Ik woon vlakbij een redelijk onnatuurlijk natuurgebied en ik loop er graag met heertje Z, tegenwoordig vergezeld door juffrouw T.  Dat zij bij ons is komen wonen, was niet haar keuze maar een bittere noodzaak voor de ineens dakloze juffrouw, wier levensgezellin en baasje naar een andere wereld is gegaan. Iemand moet van haar houden, dacht ik en zo kwam ze bij ons. Iedere dag dat ik haar zie, en hoor, denk ik  aan haar bazin, die we beiden intens hebben liefgehad. Dat is wat juffrouw T en mij verbindt.  Zou zij ons zien lopen, in de vroege ochtend? Hoe ze meehuppelt met heertje Z en iedere dag onvermoeibaar opnieuw de moed erin houdt? 

 

Afijn, mijn ochtendwandelingen hebben iets meditatiefs. Ik zwerf wat rond, gehinderd door een lichte tijdsdrang die ik van me af probeer te laten glijden. Terwijl ik naar twee paar hondenbilletjes kijk die voor me uit scharrelen, overdenk ik de dag en het leven in het algemeen. Ik overpeins mooie boeken die ik heb gelezen en verhalen die ik nog wil schrijven. Ik denk aan mijn liefste, mijn allerliefste, hoe hij nu wakker wordt. 

 

Die ochtend loop ik langs een vergeten achterpad, dat is omgeven door hoog riet. Het asfalt is gebarsten en overal piept gras tussendoor naar boven. De kracht van het zachte dat het harde beton breken kan.  De bomen staan beteuterd bij te komen van de korte storm die gisteren even lansgkwam. De vochtige aarde ruikt heerlijk. The morning after een ruige nacht, zo te zeggen. Het vocht en de naderende herfst lokken de naaktslakken uit hun verstopplaatsen, mochten ze die uberhaupt hebben. Een slaapplaats zullen ze toch wel hebben, al zijn ze dakloos? Overal zie ik glinsterende sporen van hun aanwezgheid.

Heer Z en juffrouw T lopen met een grote boog om iets heen, een donkere vreemde plek op het pad. Als ik in de buurt ben zie ik dat het een soort kolonie van naaktslakken is, een kleine platte pannenkoek. Wat doen ze hier, zo samengedrongen? Naaktslakken zijn toch solisten?

 

Dan denk ik ineens aan ‘Zico’. Ik kan geen naaktslak ontmoeten zonder zijn verhaal in mijn hoofd te krijgen. Emanuel schrijft treffend en beeldend. Ik zie ineens voor me hoe ze door de oude dame uit het verhaal worden verzameld en gekoesterd. Ik hurk even neer, ik wil zien hoe die beestjes bewegen. Terwijl ik een beetje van ze griezel, zie ik plotseling hoe hun trage, slijmerige en samentrekkende lichamen een bepaalde geilheid oproepen. Ik bewonder Emanuel, dat hij die voor de meeste mensen onzichtbare dingen bloot weet te leggen en ook dit deel van het leven weet te betrekken in de erotische dynamiek van de worstelende mensch. Heer Z en juffrouw T hebben geen weet van dit alles. Ze snuffelen gewoon door. Zij plast waar hij heeft geplast en als het even kan plast hij er weer overheen. Zo gaat dat in een hondenhuwelijk. 

 

Emanuel’s naaktslakken verhaal roept enerzijds walging op en vraagt je tegelijkertijd boven je eigen kaders uit te stijgen. Nu ik hier zit, op mijn hurken bij een kleine kolonie naaktslakken, begrijp ik ineens de erotiek van alles wat soms walging oproept. Ik snap zijn oude dame, ik snap de jongeman die zich aan haar overgeeft en ik snap hoe de trage slijmerigheid van de slakken net zo erotisch zouden kunnen voelen als de smeuïge tong van een minnaar of minnares.

 

Het thema ‘De erotiek in het alledaagse’ prikkelt me wel. Niet zozeer die naaktslakken, als wel het vermogen het leven zelf als erotisch te zien. Het inzicht in zichzelf stijgt boven de naaktslak uit. Later in de trein realiseer ik me dat de erotiek van dit leven een draaiende motor is, alom en altijd aanwezig. Al wat ademt heeft zich verbonden met een of andere vorm van Lust en het verlangen naar bevrediging. 

Krijgt alles betekenins door de individuele bestemming die wij het geven? Wat voor de een ondenkbaar walgelijk is, kan bij de ander mateloze opwinding en verlangen veroorzaken. 

En is het zo, dringt de vraag zich op, dat de ontkenning en onderdrukking van wat het leven ons dagelijks aanbiedt (zoals binnen religie en dogma of trauma) eigenlijk een erkenning inhoudt dat Levenslust bedreigend is, een alomvattende kracht die wij moeilijk kunnen weerstaan?

 

Het weer kan vandaag niet beslissen of het herfst of nazomer is en meandert tussen zon en regen. In de trein denk ik weer aan mijn lief. Aan ons intermezzo vorige zondagmiddag, toen het ineens koud werd en we samen diep onder dekens kropen en mijn moeheid werd weggekust en ik zijn Leven in mij voelde.  Dat is kracht. Levenslust.  
Ik vond het zelfs in een naaktslak.

Reactie schrijven

Commentaren: 0