De vier zusters

Op 25 maart 2017 is er weer een heerlijke EWA-workshops voor, door en met schrijvers van erotica. We schrijven allemaal een verhaal op een thema, waarna de deelnemers elkaars verhalen aanvullen, verbeteren en voorzien van tips en tops.
Het thema was deze keer: een erotisch verhaal dat zich afspeelt in 2517 in maximaal 3500 woorden. Ik heb de inzendingen van anderen al gelezen en mijn verhaal zal er bij lange na niet aan tippen. Ik schreef het met veel plezier desalniettemin:

 

De vier zusters

Het buitenlicht is al gedimd als ik eindelijk in de monocabine stap. Het is een lange dag geweest, ik heb meer dan twaalf storingen in het holo-netwerk opgelost en ik ben afgrijselijk moe. Ik ga zitten in de kuipstoel en wacht tot de gordel me heeft omsloten. De monorail voor me weerkaatst het schreeuwerige neonlicht van de shops. Ik wil wat slapen, ik heb toch nog twee uur voor ik op de volgende plaats van bestemming ben.

‘Koto, slaap’, zeg ik. De hoofdsteun vult zich in mijn nek. Vanaf mijn voeten rolt de fiber-deken zich om me heen. Het duurt niet lang voor ik me kan overgeven aan een welverdiend moment van rust.

 

Door een enorme klap word ik wakker. Omdat de ramen nog verduisterd zijn, kan ik niet zien wat er gebeurt. De gordel is losgeschoten en de hoofdsteun ligt aan mijn voeten. De cabine zelf hangt scheef. 

‘Koto, wakker,’ roep ik geschrokken. Koto reageert niet, de raampjes van mijn cabine blijven donker. Buiten hoor ik sirenes, gegil en gehuil.

‘Koto, exit!,’ schreeuw ik, ik wil eruit. 

In paniek vind ik de noodhamer en sla een van de raampjes in. De neonlichten en filtsende sirenes verblinden me en ik zie hem niet aankomen.

Vanuit het niets grijpen twee handen me bij de arm en sleuren me uit de monocabine. Ik begin me te realiseren dat het hier waarschijnlijk een overval betreft van de guerillabeweging ‘de Vrijen’ en dat ik na een aanval waarbij de monorail is ontwricht, nu word ontvoerd. Hoewel ik me hevig verzet, hebben de handen mij snel geblinddoekt en vastgebonden en schiet een snelpen me een of ander goedje in mijn nek. Daarna heb ik geen idee wat er is gebeurd of hoe ik hier naar toe ben gebracht. Ik weet alleen dat ik wakker ben geworden in de ‘Outback’ en dat de Vrijen me in een wereld hebben gebracht waarvan ik geen idee had dat die bestond.

 

‘Ssst, zacht praten, haar ogen bewegen.’ Rustige handen strelen het haar uit mijn gezicht en bevochtigen mijn lippen. 

‘Ze ziet er goed uit, Khan zal tevreden zijn met zijn vangst,’ zegt de stem weer. Een snerpende hoofdpijn weerhoudt me ervan mijn ogen te openen.

‘Relax, over een kwartiertje ben je helemaal bij, gewoon rustig blijven liggen!’ zegt de stem tegen me.

‘Waar ben ik?’ weet ik eruit te persen. ‘Wat doe ik hier?’

‘Welkom in de vrijheid, jongejuffrouw! Je bent in de Outback en je ligt in de buitentent van Khan, onze opdrachtgever.’ De stem probeert me te sussen, maar het idee van de Outback en het bestaan van een opdrachtgever stellen me niet erg op mijn gemak.

 

Ik denk dat het de volgende ochtend is, een diffuus maar helder licht valt door het doek van de tent waarin ik wakker word. Het ruikt hier vreemd: fris en groen. 

‘Koto, wakker,’ prevel ik.  De juten lappen waaronder ik lig bewegen niet, niets beweegt. Ik realiseer me dat Koto hier misschien niet bestaat. Ik herinner me nu vaag de rustige stem en de kaarsenvlammen van gisterenavond. En warmte en licht van een kampvuur waarlangs ik strompelde in de stevige armen van een grote gespierde vrouw en de geur van geroosterd vlees. Er is hier geen electriciteit, geen Koto in de muren die mijn opdrachten uitvoert. Er zijn hier niet eens muren. Verward reik ik onder de juten lappen die voor dekens moeten doorgaan. Ik ben naakt en zonder uniform.

 

In de tent staan luttele voorwerpen en objecten. Van hout, of bamboe, ik weet het verschil niet zo. Een tafeltje, bijeengehouden door een soort touw, een krukje, een waskom. Het bed is bedekt met grove juten dekens en heeft een verbazend zacht matras. Het is gevuld met een zacht grijswit harig materiaal, zie ik aan de pluizen die er aan de hoeken een beetje uitsteken. Er staat een houten beker met een doorzichtige vloeistof en ondanks mijn dorst durf ik het niet te drinken. Op de vloer ligt een harig kleed. Het heeft de vorm van een iets met poten. 

Ik graaf in mijn geheugen, naar herinneringen aan de boeken over de Laatste Tijd die mijn oma  nog had staan in een vergeten opslag en die we ontdekten nadat ze was gecremeerd. Plaatjes van levende wezens, dieren en mensen die heel anders zijn dan wij. Op school hebben we er ook iets over gehoord, van de barbaarse praktijken voor Koto bestond. Het laatste tijdperk van voor de Oorlog waarin dieren werden gefokt en vermoord en gegeten en mensen doelloos en zonder werk aan decadentie ten onder gingen. Ik ril van afschuw als ik besef dat de geur van geroosterd vlees van gisterenavond waarschijnlijk afkomstig is van zo’n dier. In de Outback leven ‘de Vrijen’ het primitieve leven, ver weg van alles wat beschaving is, zoveel weet ik nog wel. Maar wat doe ík hier, waarom ben ik hier naar toe gebracht?

 

De flap van de tentingang wordt opengegooid. Ik schrik en bedek me onder de doeken op het bed. Drie vrouwen stappen binnen. Ze zijn groot, met brede heupen en gespierde armen. Hun lichamen zijn omhuld met oker en aarderood gekleurde stoffen maar laten veel huid zien. Ze dragen laarzen met doffe witte kralen tot aan hun knieën. Een van hen heeft heur haar in dikke strengen opgebonden. Een ander draagt lange vlechten van zwart glimmend haar, de derde draag het piekerig kort. Het meest verwonderend is dat hun huid zo verschilt van kleur, kleuren die ik nooit eerder heb gezien. In Koto zijn we allemaal zandkleurig met lichtbruin haar. Deze vrouwen zijn anders: de vrouw met de dikke strengen haar is heel donker, met donkerbruin haar en bruine ogen. Haar volle lippen steken roze af tegen haar huid. De vrouw met de zwarte vlechten is rozerood, haar ogen zijn net kleine spleetjes en ik kan nog net haar groene irissen zien. De derde vrouw met het korte haar heeft dezelfde haarkleur als ik, maar een vlekkerige bruinrode huid. 

Ik wend me tot haar: ‘Wat doe ik hier? Ik wil hier helemaal niet zijn! Breng me terug, naar Koto en de gewone wereld, alsjeblieft!’ De vrouwen kijken elkaar aan en giechelen.

 ‘Rustig nou maar,´zegt de donkere, ´Je gaat het hier vanzelf waarderen. Je bent hier omdat Khan een onbesmette vrouw nodig heeft. Wij zijn hier al te lang en niet meer schoon. De prijs van het vrije leven, vrij van Koto maar nog niet vrij van de puinhoop die de Laatste Tijd heeft achtergelaten. Ons water en voedsel is nog steeds besmet met het virus, al groeit en bloeit alles hier weer in overvloed. Maar als we doorzetten en met schone vrouwen blijven reproduceren, hebben we berekend dat het virus over drie generaties is uitgewerkt. En jij gaat ons daar bij helpen door nieuwe mensen voor ons te baren, tot het virus ook jou onvruchtbaar maakt. In ruil leren we jou vrij te denken, weer mens te woorden, echt contact te hebben met de ware aard van je wezen zoals je ooit bedoeld bent!’

Ik begijp er niets van, hoe kan ik nieuwe mensen baren, wat betekent dat?

 

De weken die volgen leer ik veel. Eerst kom ik amper mijn afgesloten tent uit, maar langzaam breekt mijn verzet  en krijg ik meer vrijheden. Ik geef me over aan de weldaad van het niet hoeven werken. Ik slaap veel en geniet van de geluiden van vogels als ik wakker word. Ik geniet van het feit dat Koto me niet wakker belt, me in mijn uniform hijst en naar de monorail dirigeert. Ik geniet ervan mijn dag zelf te kunnen indelen en van de rust om me heen, van de zon en de maan en de wind door mijn losse haar als ik voor mijn tent sta met mijn blote voeten in het gras. 

In dit kleine kamp staan maar drie tenten: die van de vrouwen, een kook- en wastent en mijn tent. Geduldig leren zij me hoe ik moet leven in de Outback. Hoe ik mijn voedsel moet vinden en bereiden bijvoorbeeld. Ik heb nooit geweten dat voedsel groeit in de aarde, al begin ik me steeds meer te herinneren van mijn oma’s boeken. Ik leer over planten en kruiden en nieuwe smaken, ik leer vers water drinken, hoe ik me moet wassen, hoe ik de weg kan vinden door de stand van de brandende zon. Ik leer wat vuur is en hoe ik dat kan maken. 

In de lange avonden vertellen mijn metgezellen hoe de Vrijen leven. En hoe mijn lichaam is gemaakt voor het dragen van nieuwe mensen, hoe de natuur ons heeft voorbereid om dat met een man te bewerkstelligen. Het is een shock te leren dat lust het leven hier in de Outback bepaalt.

 

Ik ben er stil van. Natuurlijk weet ik wat lust is, Koto zorgt overal voor. In mijn slaapcabine had ik een speciale app waarmee ik verschillende bevredigers kon oproepen. Maar ik had geen idee dat ik dat ook met een man kon doen, of een vrouw, en dat nieuwe mensen niet uit het laboratorium komen maar uit de buik van een mens. Ik leer zo veel, dat Koto langzaam uit mijn hoofd verdwijnt en ik steeds meer weten wil van wat ik nog niet weet. In de loop van de tijd word ik steeds nieuwsgieriger en transformeren de drie vrouwen zich van ontvoerders naar mijn zusters.

 

Ontwaken

Op een avond vertelt Kara, mijn donkere zuster, hoe vrije mensen elkaar aanraken. Levi,  de vrouw met de vlechten, streelt mijn rug.

‘Het is fijn om elkaars huid te voelen Tiani,’ zegt ze zacht. ‘Toen Wendela hier kwam,’ ze knikt even naar mijn kortharige zuster, ‘was ze net als jij. Ze had nog nooit de lust ervaren zoals wij Vrijen hier doen.  En net als bij jou heeft dat tijd nodig gehad. Wendela is nu zes zonnewendes bij ons en ze heeft al twee nieuwe mensen in de Outback gebracht. Ze is al klaar.’ Wendela knikt. 

‘En het is heerlijk Tiani, heerlijk! Toen ik nog in Koto woonde, heb ik weleens op het holodeck een illegale projectie gezien uit de Laatste Tijd. Ik zag hoe mensen elkaar streelden en met hun monden elkaar bevredigden in plaats van in hun eentje vibrators te gebruiken. Mannen stortten hun zaad niet in de donatie-tubes, maar geven het aan hun lustpartners. Het heeft een verlangen in me naar boven gebracht, ik kreeg het niet meer uit mijn gedachten. Ik wilde weten hoe het voelt om elkaar aan te raken en te proeven. Koto stond dat niet toe, ze blokkeerde me als ik contact zocht. Daarom ben ik hier gekomen, via de ondergrondse heb ik me naar de Outback laten brengen. Koto laat je niet zomaar gaan, dus zo’n reis gaat gepaard met veel gevaren. Eenmaal hier heeft Levi me geleerd hoe het allemaal moet. Toen Khan me voor de eerste keer als een vrije vrouw benaderde, was het nog mooier dan ik me had voorgesteld. Huid op huid, zoals in de Laatste Tijd. Daarom noemen we ons Vrijen. Omdat we hier vrij zijn van Koto, vrij om mens te zijn. De lusten die mensen hebben, worden hier belééfd en niet aan banden gelegd. Als je honger hebt, dan eet  je. Als je slapen wilt, dan slaap je. Buiten werken is fijn, je bent moe als je klaar bent maar dat is een lekkere moeheid, niet zoals je je in Koto voelt, uitgeput en uitgeblust. Als je lust hebt, dan geef je je daaraan over. En als jij er klaar voor bent, zal ook jij je bevrijd voelen van de ketenen van Koto.’

 

Levi laat haar hand van mijn rug naar mijn buik glijden. Een onbekende sensatie trekt door mijn lichaam.  Kara gaat achter me zitten, vouwt haar armen om mij heen en masseert mijn borsten. Mijn tepels richten zich op naar haar warme huid. Ik leun achterover. Terwijl Wendela mijn benen streelt, glijdt de hand van Levi tussen mijn benen en streelt mijn Yoni.

De drie zusters strelen mij, likken mij, masseren mij op plaatsen waar ik nog nooit ben aangeraakt door een ander mens. Ze brengen prikkels en sensaties en gevoelens die ik nooit eerder heb gevoeld. Ik had geen idee, geen idee dat een mensenlichaam is gemaakt om dit er mee te doen. Vanaf mijn jongste jaren heb ik geleerd dat we aan Koto toebehoren en dat Koto weet wat nodig is. Dat ons doel in het leven is te werken. En dat intimiteit ons zwak maakt, ons van ons werk afhoudt. De initiele angst die ik voel als zich een explosie voordoet in mijn buik, zoveel intenser dan met de vibartors van Koto, wordt weggenomen door de zachte kussen en de strelingen van Kara, Levi en Wendela.  Ik ervaar een nieuwe verbondenheid, als ik de Yoni van Kara mag kussen en haar vocht op mijn wangen voel. Ik wil dichtbij zijn, omarmen en omarmd worden. Ik weet niet meer waar mijn lichaam begint en waar het eindigt: wij vier zusters zijn één, onze lichamen vloeien in elkaar over, we vormen een onontwarbare kluwen van zuigende monden, strelende handen, vingers, tenen, gezichten. Ze hadden gelijk: ik voel me bevrijd, euforisch zelfs en krachtig.

 

In de nacht liggen we ineengestrengeld op het grote bed in hun tent. Voorzichtig probeer ik de ervaring van die avond in me te laten landen maar ik word er emotioneel van. In mijn gedachten hoor ik de lessen van Koto: emoties en empathie zijn slecht voor ons, ze houden ons weg van ons doel. Mijn innerlijke wereld siddert op haar grondvesten: wat is mijn doel eigenlijk, als mens? De werkmachine zijn van Koto of de broedmachine zijn voor Khan? Dag na dag ons overgeven aan dit fysieke genot tot we voldoende nieuwe mensen hebben gebaard en dan sterven?

Kara ziet mijn verwarring en trekt me naar zich toe: ‘Tiani, alles komt goed. Je hoeft nu nog geen keuzes te maken. Je bent in het hier en nu. Het leven voltrekt zich hier zoals het zich aandient. Wendela heeft dezelfde strijd gevoerd en we hebben meer zusters en broeders verwelkomd  dan je je kunt voorstellen die hetzelfde voelen wat jij nu voelt.’

Wendela streelt mijn handen. ‘Of je nu in Koto bent of de Outback: we leven om ons voortbestaan als mensen te garanderen. Ons doel is niet meer en niet minder dan ons leven tot het maximale te leven en alles eruit te halen wat het ons bieden kan. Het grote verschil ligt niet in het doel lieve Tiani, het onderscheid ligt in de vrije wil, de vrije keuze en de manier waarop. Ieder mens heeft zijn eigen dromen en verlangens om te verwezenlijken voor het einde er is. Koto neemt je die dromen en verlangens af. Hier stimuleren wij juist elkaar om ze te beleven. En Koto heeft gelijk: al die emoties en individuele verlangens geven ook wel eens spanningen en contrasten. Omdat we hier niet gecontroleerd worden hebben we niet altijd dezelfde mening en zetten we ons niet altijd in voor de Clan. Maar wat is het waard, als we niet kunnen kiezen? Ons doel heeft alleen waarde als we erin geloven en vanuit ons hart ervoor kiezen. Is er licht zonder duisternis? Is er vreugde zonder verdriet? Bestaan wij eigenlijk als echte mensen, als wij niet meer voelen of kiezen kunnen? Is het doel heiliger dan de middelen? Zou iedere vooruitgang niet waardevoller zijn als we deze maken vanuit intrinsieke motivatie en oprechte keuze?’

 

Het duizelt me en moeheid overvalt me. Uitgeput val ik in slaap terwijl duizenden vragen, beelden en herinneringen zich openbaren in mijn dromen.

‘Ze is klaar voor een ontmoeting met Khan. Morgen vertrekken we naar het Hoofdkamp,’ hoor ik Levi in de periferie van mijn bewustzijn zeggen.

 

Khan

Ik  geniet van de tocht door het groene landschap. Het mooiste van de Outback is nog wel dat al mijn zintuigen worden gestreeld in plaats van getergd. Geur, kleur, geluid, het gras onder mijn voeten, de aanrakingen van mijn zusters. Ik ben evenwel niet voorbereid op het overweldigende Hoofdkamp van de Vrijen. Op de rand van een heuvel zien we in de vallei een kamp liggen van duizenden tenten. Mannen, vrouwen en kinderen lopen en rennen door elkaar heen. Vuren branden tussen de tenten, de rook kringelt omhoog en prikkelt mijn neus. Ik zie dieren waarvan ik de naam niet weet, sommige lopen tussen de mensen los in het kamp, andere grote logge dieren staan geduldig te kauwen op een enorm omheind terrein. 

‘En dit is slechts één van onze honderden kampen, verspreid over de vrije wereld,’ lacht Kara als ze ziet hoe geïntimideerd ik ben. ‘Soms verplaatsen we het kamp, als Koto weer actief is en een opschoonactie voert. Ons kamp is niet zo groot, in het droge zuiden van de vrije wereld waar Koto veel minder invloed heeft, zijn er kampen die wel drie keer zo groot zijn als het onze.’

Onderweg naar beneden rennen kinderen ons tegemoet. Hun gezichten stralen, hun voeten zijn onbedekt en smerig. Zo anders dan de bleke serieuze gezichtjes in de lange rijen schoolkinderen die in Koto in Internaten van de vroege ochtend tot de late avond worden opgevoed. Ik kan bijna niet bevatten dat mensenkinderen zo leven kunnen, zonder machines, zonder Koto, zo vrij.  Het rommelt in mijn hart.

 

In het kamp brengen mijn zusters me direct naar een tent. Binnen zit een grote man met een lange zwarte vecht aan een tafel te schrijven met een ganzenveer. Zijn ogen zijn van dezelfde scheefheid en groenheid als die van Levi.

Hij staat op als we binnenkomen en loopt met zijn handen uitgestoken naar ons toe.

‘Khan,’  is het enige dat hij zegt als hij me omhelst. Hij is zeker een kop groter dan ik, zoals de meeste mensen overigens. De spieren in zijn armen zijn hard en hij ruikt naar buiten, naar Leven.

Het is me duidelijk dat het de bedoeling is dat we elkaar leren kennen en vertrouwen. Mijn kleine tent staat naast die van hem. 

Mijn bed is groter dan in mijn eerste tent. In plaats van de juten dekens, liggen er grote zachte  vachten op het bed. De kussen zijn gevuld met het grijswitte materiaal waamee ook de matrassen zijn gevuld en ik herinner me de dieren die in de omheining staan met een weelderige vacht in dezelfde kleur. In de ochtend maak ik voedsel en kleding en help ik mee in het kamp. Maar aan het einde van de middag verwacht Khan mij in zijn tent. 

We hebben urenlange gesprekken, over de aard van de mens, de vrije wil en de vrije keuze. En iedere avond, na het nuttigen van voedsel dat hij met grote zorg voor me bereidt, sluit hij de gespekken af met dezelfde zinnen: ’Je bent hier niet uit vrije wil gekomen, maar we willen wel dat je uit vrije wil blijft. Als je terug wilt naar Koto hoef je dat maar te zeggen en we brengen je terug. Ik heb je uitgekozen en je uit de monorail meegenomen omdat je het licht in je ogen draagt. Als je klaar bent voor je keuze, kom je bij me. Ik wacht hier op jou tot je bij me komt.’

 

In de nachten overdenk ik alles. De wereld van Koto is ver weg. Ik voel me hier verbonden met mijn zusters, die af en toe samen of afzonderlijk de nacht met me doorbrengen en met mij de lust bedrijven en me vasthouden als ik slaap. Iedere dag dat ik hier ben ontdek ik nieuwe lusten en verlangens en smaken en geuren en kleuren en sensaties. Ik mis Koto, maar ik kan me niet herinneren ooit de wederkerige genegheid te hebben uitgewisseld zoals we dat hier doen. Koto is een gewoonte, de Outback is een keuze. De vriendschap tussen Khan en mijn zusters lijkt meer betekenis te hebben dan de rol van mijn eigen familie in Koto.

Wanneer ik tot dit besef ben gekomen, verlaat ik op een nacht de warme armen van de slapende Kara en loop naar de tent naast mij. Ik ben bang, maar mijn nieuwsgierigheid naar de nabijheid van Khan is zo veel sterker dan welke angst dan ook.

 

Een nieuwe wereld

Khan slaapt al. Hij ligt half onder de vacht op zijn buik op zijn enorme bed. Ik ben nerveus, ik heb nog nooit een mannenhuid gestreeld. Toch ga ik zacht zitten op de rand van zijn bed en beweeg mijn hand over de glimmende huid, die de vlammen van het tentvuur weerkaatst.

De onderhuidse spieren reageren onder mijn aanraking. Khan draait zich om, zijn ogen half geopend. Zonder iets te zeggen slaat hij de vacht open en trekt me in zijn warme bed. 

Met kloppend hart voel ik de kracht van zijn lichaam tegen het mijne. Hoe anders dan met de zusters als zijn lippen zich op mijn mond drukken, als zijn handen over mijn borsten verdwalen. Iedere schroom die ik vooraf voelde verdwijnt in de prikkelingen die zijn tanden op mijn tepels veroorzaken, ieder denken schakelt uit als zijn vingers mijn Yoni openen en naar binnen glijden. In zijn armen bestaat Koto en ratio en logica niet meer, alleen het vurige verlangen nog dichter bij hem te zijn heeft een plaats in dit bed. Ik voel me een schipbreukeling die aanspoelt op een eiland, een dorstige in een woestijn die een waterbron vindt. Meegesleurd in een maalstroom van passie laat ik Khan toe in mijn lichaam. Zijn Ylang opent mijn Yoni, ik voel zijn billen bewegen onder mijn hand, de huid van zijn brede borstkas grijp ik met de andere, ik bijt me vast in hem als hij me berijd en me meeneemt naar een nieuwe wereld. 

 

Ik wil dichterbij, nog dichterbij, versmelten met zijn kracht, sla mijn benen om hem heen en ik trek aan zijn lange vlecht om zijn lippen te kunnen bijten. Kreten van verrukking ontsnappen als het tempo waarmee hij in mij pompt versnelt. Dit is iets anders dan het bevredigen van een fysieke lust met de vibrators van Koto en dit is anders dan het heerlijke spelen met mijn zusters: dit is het bevredigen van Levenslust.  Zijn warmte in mijn lichaam, zijn gewicht dat op mij drukt, zijn handen die mijn billen spreiden en het levende zaad dat ik in mijn Yoni ontvang en dat ik later van mijn gezicht, mijn borsten en mijn handen lik – alles maakt dat de wereld voorgoed verandert. 

 

De nacht duurt voort, zonder pauze bedrijven we de lusten op alle mogelijke manieren, slechts onderbroken door een slok water of wat frisse lucht.  Voor het licht wordt, voel ik de bekende contouren van de lichamen van mijn zusters liefdevol naast ons in het bed glijden.  

 

In de mist van de vroege ochtend klim ik op de heuvel. Ik kijk naar de ontwakende Vrijen in het kamp. Ver aan de horizon zie ik de donkere schaduwen van Koto als een dreigend verleden boven de wereld hangen. In mij ademt de nieuwe wereld. Ik ben vrij!

Reactie schrijven

Commentaren: 2
  • #1

    Sandra (woensdag, 22 maart 2017 09:25)

    Waarom bij lange na niet tippen aan de andere verhalen? Ook dit verhaal is mooi en als ik heel eerlijk ben moet ik denken aan mijn eigen verhaal. Jouw 'koto' is mijn 'mentor' en het systeem bepaalt hoe de mens zijn leven leeft en wat hij wordt. De vrijen zijn bij mij de strijders. Je hebt woorden gegeven aan het verhaal wat mij niet lukte te omschrijven. :) Mooi!
    Meer commentaar volgt zaterdag, tot dan!

  • #2

    2Pet (zaterdag, 25 maart 2017 19:07)

    Ik ben het met Sandra eens: waarom zou dit verhaal niet kunnen tippen aan dat van anderen? Het wekt bij mij associaties op met de film 'Blade Runner' (uit 1982, met Rutger Hauer). De vrijen doen me denken aan 'renegades' die zich verzetten tegen het systeem. Alleen met de tent heb ik moeite; zouden ze over vijfhonderd jaar dat nog steeds gebruiken? Bottom line: leuk om te lezen!