Chemie met de laborante

Ik hou niet van romantisch. Nooit gedaan ook. Romantiek is infantiel en draagt niet bij aan de doelstellingen van omgang met elkaar, zijnde: partnerschap, intellectuele verbinding, kinderen of gewoon omdat het lichaam sex nodig heeft op zijn tijd.

Er is niets mis met een goede beurt, daar knapt een mens van op. Dat is bij dieren niet anders, al staat bij hen de voortplanting centraler dan bij de mens. Romantiek en liefde zijn niets anders dan hormonen om te zorgen dat mensen copuleren en zo het voortbestaan garanderen. In de moderne tijd zijn we evolutionair ontwikkeld en hebben we dit echt niet nodig. Er zijn genoeg mensen op de wereld, voortplanting is volstrekt overbodig. Als we sex willen om te ontspannen, moeten we dat gewoon doen en niet zeuren over romantiek.

 

‘Picknicken in het groene gras, kijken naar de voorbij drijvende wolken, jouw hand die de mijne strelend vasthoudt.’

Op mijn werk kreeg ik het aan de stok met Roza, die sinds enige maanden verkering had met een of andere knul. Ze kon over niets anders praten en ik werd horendol van haar eindeloze gebabbel over wat hij had gezegd, welke film ze hadden gezien en dat hij haar hand had vastgehouden en ontbijt-op-bed-sessies die niemand interesseerden. Maar ik hield wijselijk mijn mond en probeerde zoveel mogelijk op een ander werk-eiland in het laboratorium te staan als ze weer aan de gang ging. Net zoals een kat die juist voor de voeten gaat zitten bij de mens die hem het meest verafschuwt, volgde Roza me door het hele lab om haar domme verliefdheid over me uit te strooien. Op een dag werd het me teveel.

‘Roza, alsjeblieft, ik heb echt geen zin meer om dat gekir aan te horen,’ snauwde ik tegen haar. Roza keek me diep gekwetst aan. 

‘Hij gaat me anders wel ten huwelijk vragen, zeker weten. Waar doe je zo moeilijk over Katy, bang dat je zelf nooit aan de man zult komen? Koude kikker!’ kaatste ze terug.

Geheel tegen mijn gewoonte in, liet ik me gaan in de emotie en oreerde over de onafhankelijkheid van de vrouw, het achterhaalde concept van het huwelijk, de idiotie van monogamie en dat vrouwen beter af zijn zelfstandig door het leven te gaan. Uiteindelijk mondde dit uit in een openlijke rel waarin we kijvend en scheldend elkaar voor rotte vis uitmaakten. Mijn leidinggevende greep in en stuurde ons naar huis.

 

‘Hij lachte naar me, de zon op zijn gezicht en zei dat ik zijn soulmate was.’

Roza en ik de negeerden elkaar de volgende dag, de rust herstelde aan de oppervlakte en ik deed net of het hele voorval niet had plaatsgevonden. 

Totdat ik een paar dagen later een brief ontving van personeelszaken met het verzoek me te melden bij mijn HR-manager voor een ‘serieus gesprek’ over ‘het incident’.  Ik huiverde. Gedoe en gedinges, daar zat ik helemaal niet op te wachten.

‘Houdt mijn hand vast liefste, loop met mij naar het einde van de regenboog en zeg dat ik de enige ben, de enige.’

 

Met lood in mijn schoenen klopte ik op de witte deur, waar het zwarte bordje ‘Maurits Devonport – HR-manager’ opvallend tegen afstak. Een mannenstem riep ‘binnen!’.

Maurits zat achter een groot bureau met stapels papieren om zich heen en was verdiept in het schrijven op een rapport. Zijn haar zat in de war en zijn overhemd was duidelijk niet gestreken.

Na een minuut keek hij op, realiseerde zich dat hij onbeleefd was en sprong op.

‘Ga zitten, ga zitten. Katy is het niet? Wij hebben elkaar nog niet eerder ontmoet geloof ik, ’ 

Maurits klonk hartelijk en stak zijn hand uit. Hij was iets langer dan ik en had warme zachte handen met een stevige greep. Ik constateerde dat hij ongebruikelijke groene ogen had en nam plaats op de stoel voor zijn bureau.

‘Warme handen, handen die zich om mijn vuisten vouwen, handen die me strelen...’


‘Je leidinggevende heeft me gevraagd met je te praten Katy. Hij maakt zich zorgen over je. Je uitbarsting richting je collega, Roza (hier moest hij even op een spiekbriefje kijken), heeft voor nogal wat onrust gezorgd op de afdeling. Kun je mij eens vertellen wat er aan de hand was?’

‘Het is niet nodig dat mensen zich zorgen maken, met mij is alles prima,’ antwoordde ik zakelijk. 

‘Het is alleen dat ik het prettig vind om werk en privé strikt gescheiden te houden. Roza denkt daar echter anders over en dringt zich aan me op en daar heb ik wat van gezegd. Helaas kon ze dat niet erg waarderen.’ 

Maurits bladerde door zijn aantekeningen.

‘Hier staat dat je nogal...fel reageerde...over mannelijke dominantie en dat je beter zonder die neanderthalers kunt leven. Dat is nogal wat Katy. Begrijp je dat je mannelijke collega’s zich daar onprettig bij voelen? En dat Roza dit heeft ervaren als een directe aanval? Vind je het een probleem om met mannen samen te werken?’ 

Maurits keek me vragend aan. Hij had zijn huiswerk goed gedaan.

‘Als iedereen doet wat ‘ie moet doen vind ik samenwerken met wie dan ook geen probleem. Ik heb er gewoon geen behoefte aan te weten met wie, hoe laat en hoe lang Roza naar de film is geweest. Nog minder wil ik geconfronteerd worden met haar bakvis-achtige idiotie die het huwelijk verheerlijkt en dat het hoogst haalbare vindt voor een vrouw en dat ze mij er op aan kijkt dat ik me daarmee volstrekt niet kan identificeren.  Maar los daarvan, ik heb geen zin meer in dat geneuzel over romantiek en zoetsappig gedoe. Ik wil gewoon mijn werk doen.’ 

Ik vond dat ik het uiterst netjes had geformuleerd en keek stuurs voor me uit.

‘In een kanten witte jurk, met sleep, en bloemen in mijn haar. En witte duiven die we samen laten opvliegen naar de ondergaande zon en een eindeloze horizon.’

Maurits liet even een stilte vallen. Natuurlijk had hij dat geleerd op zijn cursus ‘gesprekstechnieken’. En het hielp ook nog, want de stilte maakte dat ik de drang kreeg iets te zeggen. Beheerst liet ik de zwijgende stilte tussen ons weerkaatsen.

‘Oke Katy, ik begrijp je punt. Werk is werk en privé-relaties houd je liever op een afstand. Ik heb eens gekeken naar je personeelsdossier. Je werkt nu drie jaar bij ons en je verricht uitstekend werk. Maar in die drie jaar heb je bijna geen vakantie opgenomen, geen ziektedagen gehad en je hebt, in totaal, 295 overuren opgebouwd. Wat zegt dat over jou, denk je?’

Ik zuchtte. Mijn baas had me hier ook al op aangesproken. Alsof toewijding aan je werk iets crimineels is.

‘Het zegt dat ik van mijn werk houd, Maurits. En ik daar gelukkig mee ben. Is daar iets op tegen?’

‘Als ik werk mis ik je niet, hoor ik de stilte niet, ben ik ergens nodig.’

‘Als werkgever hebben wij de verantwoordelijkheid goed werkgeverschap te betrachten. Dat betekent dat wij de plicht hebben je te behoeden voor stress en een burn-out. Een gezonde werk-privé balans is belangrijk, dat is wetenschappelijk aangetoond. Het lijkt me dat die bij jou een beetje zoek is. En gezien je mening over relaties en mannen, je vijandige houding en je uitbarsting met Roza...nu ja, je begrijpt, dat baart ons zorgen. Ben je eenzaam Katy?’ 

Maurits stond op, liep om zijn bureau heen en schoof een stoel dichterbij. Hij ging zitten en leunde enigszins naar voren, way too close, in mijn comfortzone. Met zijn aparte ogen keek hij me doordringend aan.

‘Als je je eenzaam voelt, kunnen we daar best eens samen over praten. Ik ben vertrouwenspersoon, dus je hoeft niet bang te zijn dat iemand op de afdeling het te horen krijgt. Ook je baas niet.’

Hoe meer hij naar voren ging zitten, hoe meer ik terugdeinsde. Ik staarde naar mijn voeten, ik had geen idee wat ik hierop moest zeggen.

‘Heb je soms een nare ervaring gehad? Ben je alle geloof in de mensen kwijt? Werk je daarom zo hard, omdat er niemand op je wacht?’

Shit, waar bemoeide hij zich mee? Ik zweeg hardnekkig in alle talen, de stilte gooide ik naar hem terug.

‘Zie je mij Maurits? Zie je mijn eenzame hart? Wacht jij op mij als ik straks weg ben?’

‘Ik weet het goed gemaakt Katy. Ik ga je coachen op het gebied van sociale omgang op de werkvloer. Net zolang tot ik zeker weet dat het beter gaat. Ik heb me laten vertellen dat jullie team heel dicht bij de ontknoping zit van het onderzoek. We kunnen ons niet veroorloven dat je ineens uitvalt en het werk van het team daardoor vertraging oploopt. En voordat je nu tegensputtert: het is geen keuze die ik je nu voorleg.’

Iedere vrijdagmiddag moest ik me melden bij Maurits. De eerste paar keer vond ik het verschrikkelijk de week met hem door te nemen en te vertellen wie wat had gezegd, wie met wie was wezen lunchen en vooral waarom ik niet participeerde in de teamdynamiek. Maurits kwam met voorbeelden, vroeg hoe ik het anders had kunnen doen en bleef maar prikkelende vragen stellen over mijn privéleven.  Af en toe gaf hij me een opdracht, zoals ‘zeg goedemorgen tegen iedereen die binnenkomt’ of ‘vandaag moet je om 5 uur naar huis’, die ik schoorvoetend uitvoerde.

Hoewel ik bleef vinden dat hij zich bemoeide met dingen die hem geen moer aangingen en ik me onbehaaglijk voelde in mijn opgelegde vriendelijkheid, moet ik eerlijk bekennen dat ik na een maand ofzo ging uitkijken naar ons wekelijkse praatje. En omdat fysieke interactie met een man al maanden geleden was, begon ik ook nog eens te dromen van zijn groene ogen als hij in mijn fantasiewereld met mij copuleerde en zijn rood aangelopen gezicht boven het mijne hing.

‘Fluister mijn naam als je in me komt, kus me teder als ik wakker word. En dan breng ik je koffie op bed en houden we een kussengevecht, tot de passie weer oplaait en je mij in je armen neemt.’

Ik geneerde me een beetje die volgende keer. Ik zat braaf op de stoel, hij zat naast me en had geen weet van de interessante standjes die ik die nacht met hem had uitgeprobeerd. Iedere keer als ik naar hem keek, zag ik hem naakt voor me staan met een enorme erectie. Ik durfde zeker niet naar beneden te kijken, in de richting van zijn kruis.

‘Wat is er vandaag met je Katy? Je doet ineens weer zo afstandelijk. Na alles wat we hebben opgebouwd in onze gesprekken zou ik het zonde vinden als je nu terugvalt in je oude gedrag,’ zei Maurits aan het einde van het moeizame uur.

Ik haalde ogenschijnlijk onverschillig mijn schouders op en staarde naar het plafond. Ik vloekte inwendig toen ik mijn wangen warm voelde worden. Ik geloof dat ik voor de eerste keer in mijn leven bloosde en op mijn lip beet. Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat Maurits me vol ongeloof stond op te nemen.

 

‘Weet je dat je er heel lief uitziet als je bloost?’ begon hij. 

Ik wilde me omdraaien, wegrennen en nooit meer hier terugkomen. 

‘Wat is er toch met je? Je bent zo onrustig. Heb je iets bijzonders op de agenda staan dit weekend?’

Ik schudde van nee. Ik had nooit iets op de agenda staan voor het weekend. Terwijl ik me dat realiseerde, werd niet alleen het blozen erger, ik voelde ook zoiets als vochtige ogen. Wat was er verdorie met me aan de hand?

Maurits kwam dichter bij me staan. 

‘Hoe is het toch mogelijk dat een knappe intelligente jonge vrouw als jij totaal geen sociaal leven heeft? Heb je daar dan geheel geen behoefte aan?’

Een druppeltje zweet ontsnapte uit mijn oksel en liep uiterst langzaam langs mijn zij naar beneden.

‘Maurits,’ zei ik zacht, ‘ik stel de moeite die je voor me doet op prijs, maar het wordt heel ongemakkelijk voor me. Ik had het prima voor elkaar in mijn leven, waarom moet ik iemand worden die ik niet ben? Waarom wil het bedrijf toch dat ik me anders voordoe?’

 

‘Ik kus je lieve gezicht, ik streel de warrige haren uit je ogen, ik vraag hoe je dag was en je zegt dat je me hebt gemist.’

Zelfs ik hoorde dat er emotie in mijn stem lag.

‘Omdat het me aan mijn hart gaat mensen zo eenzaam te zien, lieve Katy. Je bent een prachtige vrouw en je hebt geen idee hoe mooi de wereld eigenlijk in elkaar zit. Je afstandelijke gedrag beïnvloedt de sfeer op de afdeling. Dus moet er wat aan veranderen. En, nu ik je wat beter ken, denk ik dat het je goed zal doen wat meer plezier te hebben. Gewoon lekker lachen, samen zijn, genieten van het leuke leven. Je overgeven aan het verlangen, blij zijn om iemand te zien, knuffelen, weten dat iemand naar jou uitkijkt. Gewone mensendingen.’

Hulpeloos stond ik aan de grond genageld. Plezier, dat is wat hij zei, plezier! Infantiel, niet nuttig, onproductief plezier! Het hele idee was natuurlijk belachelijk en het ergerde me intens dat iets in mij verlangde naar het plezier waar Maurits over sprak.  

‘Naar de film, een ijsje eten, rennen over het strand, samen in bad gaan met kaarsjes op de rand.. ’

 

Ineens bewoog Maurits naar voren en sloeg zijn armen om me heen. Terwijl hij me knuffelde zei hij: ’Arme Katy. Je ziet er zo verloren uit, alsof al jaren niemand je heeft vastgehouden.’ 

Ik versteende en zei niets meer, rukte me dan los en rende naar de lift. Vlak voor ik instapte, rolde een traan over mijn wang.

‘Houd je mij vast als we vrijen? Blijf je bij me, tot het einde der dagen? Lopen we dan hand in hand langs de oevers van het kolkende leven?’

De nachten die op dit vreemde gesprek volgden waren lang en slapeloos. Beelden van heftige vrijscènes, etentjes bij kaarslicht en huiselijke knuffeltafereeltjes trokken in de donkere uren aan mij voorbij.  Al op dinsdag zag ik tegen de vrijdagmiddag op. Het liefste wilde ik die hele Maurits vergeten.  Ik deed er alles aan om niet in de buurt van de afdeling personeelszaken te komen en ging op tijd naar huis. Ondertussen deed ik geen oog dicht en raakte langzaam maar zeker uitgeput van de hele toestand. Donderdagavond was ik zo afgepeigerd, dat ik besloot me ziek te melden. De hele vrijdag lag ik in bed met mijn gepijnigde brein diep onder de dekens.

‘Mis je mij zoals ik jou mis? Kom je mij zoeken nu ik zo verloren ben?’

Om vier uur ging de deurbel. Ik schrok daar van, want mijn deurbel gaat eigenlijk nooit. Ik doe niet aan postorders en mijn familie zie ik alleen op de geijkte dagen als kerst. Omdat ik bedacht dat het Jehova-getuigen waren was ik niet van plan open te doen. Het bellen bleef aanhouden, penetrant onder mijn dekbed, in mijn hoofd doordringend. Na zeker vijf minuten werd op de ramen geklopt en aan de deur gerammeld.

‘Katy! Ik weet dat je er bent! Doe open, ik ga niet weg tot je opendoet!’ schreeuwde iemand onder mijn slaapkamerraam. Met een schok realiseerde ik me dat het de stem was van Maurits. Ik deed mijn ochtendjas aan, deed snel mijn haar in een staart en sloop op mijn sokken de trap af.  Tegen de voordeur geleund bleef ik met ingehouden adem staan, enigszins in paniek. 

Maurits drukte nogmaals op de bel. 

‘Katy, ik ben het, Maurits. Ik wil weten of het wel goed met je gaat. Kom, doe open!’ 

Ik hoorde de voordeur van de buren opengaan. Shit, zo werd ik het buurtspektakel. Iedereen zou weten dat Maurits daar stond, met zijn slungelige lijf in zijn gekreukelde werkkleding, zijn haar nog meer in de war dan anders en met een enorme bos rozen.

‘Kom je voor mij, mijn liefste? Kom je mij veroveren en kus je dan de donkere leegte in mij weg?’

‘Maurits, ik ben ziek, zoals je weet. Dank voor je zorgen, maar ik ga liever direct terug naar bed.’

‘Katy, doe nou even open, ik bijt niet, kom op,’ zei hij en ging dicht bij de deur staan. Ik aarzelde. Ik zag er niet uit, en wat moest hij hier? Zijn gedrag was totaal ongepast, ik zou hem zelfs kunnen aanklagen voor ongewenste intimiteiten na vorige week vrijdag! Maar toch, ik wilde niet de aandacht van de buurt trekken. De ketting had ik nog niet losgemaakt of hij duwde de deur open en stapte mijn gang binnen. Verdwaasd stonden we elkaar aan te kijken, ik in mijn ochtendjas en sokken en hij met de frisse geur van de grote buitenwereld aan zijn kleding hangend.

‘Kleine Katy,’ zei hij zacht en streek met zijn hand over mijn haar, ‘ik was zo ongerust. Voor als je echt ziek zou zijn heb ik een beetje soep meegenomen en voor als je alleen maar wat ...gespannen... was, heb ik hier een bos rozen om je een hart onder de riem te steken.’ 

Hij haalde beide attributen achter zijn rug tevoorschijn. 

‘Iemand moet toch voor je zorgen?’ zei hij bijna verontschuldigend. 

Voor de zoveelste keer stond ik met mijn mond vol tanden en wist ik niet wat ik moest zeggen. Niemand had voor mij zoiets gedaan. 

‘Kus me, mijn God, kus me! Laat me niet alleen, in godsnaam, laat me niet....’


Hij zal hebben gezien hoe ik aarzelde en twijfelde hoe te reageren op zoveel zorgzaamheid. Hij zal misschien zelfs de traan die zich probeerde los te worstelen uit mijn ooghoek hebben gezien. 

Toen ik hakkelde: ‘Maurits, alsjeblieft...ik weet niet...waarom...dat is lief...’, liet hij de rozen en het tasje met het bakje soep op de grond vallen, sloeg zijn armen om me heen en trok me dicht tegen zich aan. Met zijn zachte wang tegen mijn gezicht fluisterde hij teder met zijn lippen tegen mijn oor:

‘Katy, ik weet dat dit ongebruikelijk is en als je me echt niet in de buurt wilt hoef je maar te kikken en ik ben weg. Maar ik zie het in je ogen, de glans van verlangen, je roep om warmte. Ik wil niets liever dan dat verlangen in jou beantwoorden, je de liefde te geven. Ik denk de hele dag aan je, ik droom van je in de stille nachten. Ik wil je vasthouden Katy, je beschermen tegen de koude leegte.’

Hij nam mijn kin in zijn handen en keek me diep in mijn betraande ogen. 

‘Maurits...’ stamelde ik in een laatste hopeloze poging hem uit mijn hart te houden.

Zijn zachte mond beroerden de mijne, zijn tong streelde mijn lippen. 

 

Onze eerste verzengende kus ontketende een hartstocht die onomkeerbaar was. Zijn handen hadden snel de ceintuur van mijn ochtendjas los, mijn vingers vonden de knoopjes van zijn ongestreken overhemd. We wankelden beiden onder het overweldigende gevoel van elkaars huid en belandden bovenop de rode rozen op de grond. 

Maurits streelde mijn hele lichaam, opende zacht mijn dijen en kuste en likte mijn verlangen tot een zinderende warmte in mij explodeerde.

‘Neem me, ieder stukje van mijn hart, kom in mij en berijdt me naar het Nirvana.’

 

Maurits droeg mij in zijn armen de trap op, legde me op het onopgemaakte bed en kwam tegen me aanliggen. Ik sloeg mijn armen om hem heen, zijn erectie klopte tegen mijn heup. De passie laaide in mij op, ik wilde hem bezitten, hem in mij voelen. Ik draaide me om en ging bovenop hem zitten. Toen ik zijn roede diep in mij voelde binnendringen en ik hem bereed als een amazone en zijn handen zich vastgrepen in het zachte vlees van mijn billen en hij mijn naam schreeuwde toen hij in mij klaarkwam, begon ik te geloven dat er zoiets als liefde bestaat.

‘Blijf bij me mijn liefste en woon in mijn ziel. Ik hou van jou. Hou van mij.’

 

‘Ik hou van je Katy,’ zei Maurits zacht en trok het dekbed dicht over ons heen. 

Dit verhaal schreef ik voor de EWA workshop van 28 januari 2017, waarvoor het thema 'romantisch en zoetsappig' is. Moeilijk hoor! Ik miste de zinderende sex, maar allez, ik heb mijn best gedaan!

Reactie schrijven

Commentaren: 2
  • #1

    Erwin (vrijdag, 20 januari 2017 14:20)

    Prachtig verhaal met diepgang over eenzaamheid, de relatie man/vrouw, het zoeken naar het juiste evenwicht intern alsook naar de buitenwereld. Ook dat kan erotiek zijn.

  • #2

    2Pet (zaterdag, 21 januari 2017 16:57)

    Eens met Erwin: prachtig verhaal over het verlangen van een iemand die als een 'koude kikker' bekend staat en zich aanvankelijk ook zo gedraagt. De interne dialogen spreken me aan, net als de cadans daar van. Praat Katy tegen zich zelf? Meer de 28ste.